In gesprek met Hein Lannoy

"2020 was zwaar op sociaal- economisch vlak, maar de sector toonde zijn veerkracht."

FVF sprak met Hein Lannoy, Afgevaardigd Bestuurder Assuralia, over de kerncijfers 2020 en de overstromingen die ons land afgelopen zomer teisterden.

Welke tendensen ziet u afgelopen decennium op vlak van incasso leven en niet-leven?

Hein Lannoy: Het gecumuleerde incasso van de takken leven en niet-leven is in 2020 met 2,3 procent afgenomen.

De takken leven vertonen een sterkere daling die vooral significant is voor de individuele levensverzekeringen van tak 21 (-14,8%), terwijl de tak 23-verzekeringen er weer licht op vooruit zijn gegaan. Die daling werd in 2005 al ingezet. Deze houdt verband met de lage rentevoet, maar ook met de invoering van taksen op de beleggingsproducten leven.

Bij de verzekeringen niet-leven is er een status quo door de zwakke inflatie in 2020 in vergelijking met de voorgaande periodes. De resultaten tonen evenwel het potentieel voor de sector aan om nieuwe dekkingen te ontwikkelen op maat van de nieuwe risico’s.

In niet-leven wijzen de tendensen dus op een trage algemene groei. Er is de afgelopen jaren een aanhoudende nominale groei geweest, maar door de inflatie is die erg zwak. We bevinden ons in een stabiele markt wat de traditionele risico’s betreft. De premies - die op de indexaties na niet stijgen - staan onder druk, vooral voor de brandverzekering. Hoe dan ook zullen er geleidelijk aan nieuwe risico’s bijkomen die gedekt moeten worden.

Is er voor leven een verschil tussen tweede, derde en vierde pijler?

Hein: De collectieve groepsverzekeringen vertonen een lichte stijging met een groei van 4 procent. De tweede pijler gaat er dus op vooruit, maar langzaam. Ruimte voor verbetering is er zeker.

Hoewel de derde pijler relatief stabiel is, gaat de vierde pijler er al enkele jaren op achteruit.

Hoe zit het met de rendabiliteit van de Belgische verzekeringssector?

Hein: Het jaar 2020 was op sociaal-economisch vlak zwaar, maar de verzekeringssector heeft zijn veerkracht getoond.

Het solvabiliteitsniveau is in de loop der jaren stabiel gebleven, rond de 200 procent. We kunnen dus zeggen dat de verzekeringssector financieel robuust is. Een essentieel resultaat voor de sector om potentiële nieuwe, toekomstige risico’s te kunnen dekken en zijn maatschappelijke rol te kunnen blijven vervullen.

Ten gevolge van de overstromingen in juli liep de totale schadelast van de sector in 2021 op tot meer dan 2,2 miljard euro. Dit is veel meer dan in 2020. Is een stijging van de premies in brand onvermijdelijk?

Hein: Een stijging van de brandpremies hangt altijd af van meerdere factoren. Als deze zich voordoet, kan dit niet aan één enkele klimaatgerelateerde gebeurtenis worden toegeschreven.

Zo werd onlangs een stijging van 5,6% aangekondigd van de indexatie van de premies verbonden aan de ABEX-index. Vanaf januari 2022 zullen de brandpremies deze tendens volgen.

Wat de natuurrampen betreft, is het de toenemende frequentie die de premiebedragen kan beïnvloeden. Als het risico structureel wordt, dan moet daar uiteraard rekening mee worden gehouden.

Tot slot moeten de verzekeringsmaatschappijen ervoor zorgen dat ze de steun van de herverzekeraars handhaven. Stijgen de herverzekeringstarieven of de vergoedingsgrenzen van de verzekeringsmaatschappijen, dan zullen die stijgingen onvermijdelijk een effect hebben op de premies. Daarom is een duurzaam wettelijk kader zo belangrijk.

Door de klimaatverandering zullen dergelijke gebeurtenissen in de toekomst helaas frequenter en frequenter kunnen voorkomen. Welke werkpunten ziet Assuralia om dergelijke gebeurtenissen in de toekomst beter aan te pakken?

Hein: De verzekeringssector heeft vandaag tot doel op duurzame wijze de dekking te waarborgen van de bestaande en nieuwe risico’s, die alsmaar toenemen. Dat kan alleen via een voortdurende dialoog en met een stevig wettelijk kader, zowel in het belang van de gezinnen als in dat van de ondernemingen.

Het akkoord dat de sector met de overheden heeft gesloten, getuigt van een gemeenschappelijke wil om snel in actie te komen voor de getroffen burgers. Bovenal moet er met de overheid een stevig en duurzaam wettelijk kader worden uitgewerkt om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de klimaatverandering en de nieuwe risico’s die eruit voortvloeien.

De verzekerden hebben concrete bescherming nodig. De sector kan daartoe bijdragen en stelt de overheid voor om, teneinde de meest gepaste oplossingen te vinden, samen de risico’s te bepalen binnen een publiek-private samenwerking.

Afgelopen jaar werd er veel neergepend over de verzakkingen van sommige woningen omwille van de droogte. Het parlement heeft zich over deze materie gebogen en een richting bepaald op vlak van de Wet Verzekeringen. Wat werd er beslist?

Hein: De Kamer heeft eind oktober een voorstel van interpretatieve wet inzake de wet betreffende de verzekeringen aangenomen. Deze stipuleert dat het inklinken van een belangrijke massa van de bodemlaag dat geheel of ten dele het gevolg is van een langdurige periode van droogte een grondverzakking is in de zin van de wet betreffende de verzekering tegen natuurrampen voor eenvoudige risico’s.

Luidens de tekst is schade aan gebouwen als gevolg van het inklinken van de bodem door langdurige droogte bijgevolg gedekt in het kader van de dekking ‘natuurrampen’ door de brandpolissen voor eenvoudige risico’s in geval van grondverzakkingen. Dit sinds de inwerkingtreding van de natuurrampenwet in 2006.

“Een stijging van de brandpremies hangt altijd af van meerdere factoren. Als zij zich voordoet, kan ze niet aan één enkele klimaatgerelateerde gebeurtenis worden toegeschreven.”

Assuralia hekelde het gebrek aan overleg over deze materie. Wat zou volgens Assuralia een betere piste geweest zijn?

Hein: Deze wet biedt de slachtoffers geen duurzame oplossing, omdat ze nog meer onzekerheid creëert.

Ze verplicht de verzekeringsmaatschappijen met terugwerkende kracht schade uit het verleden te dekken. Wat met bewijslast? Wat in geval er verschillende verzekeraars dekking hebben geboden in die periode van de schade? Wat is juist de schade die gedekt moet worden? Wat is de gebeurlijke verantwoordelijkheid van de bouwheer of de aannemer?

Assuralia had daarentegen een volledig voorstel uitgewerkt voor de toekomst waarbij de diverse stakeholders aan bod kwamen. Essentieel is dat de risicogebieden in kaart worden gebracht. Daartoe waren er reeds contacten gelegd met de geologische diensten van de regio’s. Op basis van een duidelijke afbakening van de zones met risico’s zouden de gemeenten aangepaste stedenbouwkundige voorschriften kunnen nemen en zouden de verzekeringsmaatschappijen een beter zicht hebben op waar de risico’s zich voordoen.

De verzekeringsmaatschappijen zouden via een systeem van tijdelijke bijkomende heffingen op alle brandpolissen gedurende vier jaar op solidaire wijze dekking bieden. Dit moet hen toelaten de risico’s van deze nieuwe vorm van natuurramp beter in te schatten. Na vier jaar zouden de verzekeringsmaatschappijen hierover dan voldoende kennis hebben opgebouwd om vervolgens zelf onder hun eigen voorwaarden verder dekking te kunnen bieden.

Duidelijk! Bedankt voor dit gesprek, Hein.

Lees hierna:

Europa en de makelaar