Jo Rossou dissecteert addenda bij circulaire 80%-regel
DE TOEKOMST VAN DE 2e PIJLER MOET GEVRIJWAARD WORDEN
We spreken Jo Rossou begin februari in het kantoor van FVF naar aanleiding van de nieuwe addenda bij de ondertussen murw becommentarieerde circulaire over de 80%-regel. Het interview is natuurlijk een momentopname, denken we maar aan het voorstel dat minister Van Peteghem ondertussen op de regeringstafel heeft gelegd. De voorzitter van de commissie Leven van FVF blikt terug op een bewogen jaar met heel wat complexiteit voor de sector. Vanuit FVF volgen we alles verder op de voet.
De 80%-regel voor IPT’s was afgelopen jaar een ‘hot’ item. De Circulaire van de belastingadministratie had heel wat gevolgen voor de zelfstandige bedrijfsleiders maar ook de verzekeringssector. Uiteindelijk kwamen er vanuit de belastingadministratie, op vraag van de sector, twee verduidelijkingen (addenda). In het laatste addendum gaat het onder meer over de tolerantiemaatregel en de toekomst. Een stapje vooruit in een toch wel heel complex dossier? Jo: Om dit addendum te kaderen moeten we eerst naar de aanleiding, de circulaire van einde maart 2022, teruggaan, bij wet gestemd in juli 2021 én actief vanaf 1 januari 2021. Daar is het begin van alle problemen ontstaan, niet in het minst omdat de nieuwe 80%-regel retroactief bleek te zijn. Dit kwam voor velen als een slag bij heldere hemel met fameus veel discussies tot gevolg. Nu, het oorspronkelijk idee achter de circulaire, daar kan nog altijd niemand tegen zijn, was namelijk dat het wettelijk pensioen van de zelfstandige zal verhogen in de toekomst. Dit komt omdat de wetgever medio 2021 een wet heeft gestemd die de pensioenrechten dewelke een zelfstandige opbouwt vanaf 01/01/2021 tijdens zijn of haar loopbaan op een andere manier zal berekenen. De fiscus heeft geredeneerd dat men had kunnen voorzien dat het aanvullende pensioen voor zelfstandigen zou ingeperkt worden. Want wat is dat aanvullend pensioen in wezen? Een vervangingsratio die een zelfstandige of werknemer gaat opbouwen om het verschil met het ambtenarenpensioen recht te trekken. De 80%-regel zorgt ervoor dat er dus een nivellering komt tussen de drie stelsels, met name het ambtenaren-, werknemers- en zelfstandigenpensioen. Het is dus begrijpelijk dat de zelfstandigen minder aanvullend pensioen middels de 2e pijler zullen mogen opbouwen omdat bij wet is beslist dat hun wettelijk pensioen verhoogt. Op zich dus niets fout mee. Maar de grote hamvraag bij deze redenering was en blijft nog steeds: hoe pak je dit best aan? Wat spijtig is aan heel de zaak en tegelijk ook de reden waarom verzekeringsmaatschappijen zo laat in actie zijn getreden, was dat tijdens de discussies in de lente van 2021 voorafgaand aan de basiscirculaire, men er vanuit ging dat de retroactiviteit uiteindelijk wel van tafel zou geveegd worden en het in werking treden van de circulaire naar begin 2024 kon vooruit geschoven worden. Niets bleek minder waar… Einde augustus 2022 is er dus het eerste addendum waarin de belastingadministratie onderstreepte dat de circulaire inhoudelijk bleef zoals deze is. FVF heeft toen trouwens ook een juridische evaluatie gemaakt maar moest jammer genoeg bevestigen dat verdere juridische stappen geen kans gaven om te slagen in een procedure. Dus was er geen mogelijkheid om via een juridische weg de vooropgestelde regelgeving te neutraliseren.
Het eerste addendum bevat een aantal toleranties om de tsunami aan kritiek op de opgelegde retroactieve berekening van reeds betaalde pensioenpremies te pareren.
Terug naar het eerste addendum. Wat staat er precies in? Welnu, dit addendum bevat een aantal toleranties om de tsunami aan kritiek op de opgelegde retroactieve berekening van reeds betaalde pensioenpremies, te pareren. Vooral van belang zijn de toleranties die toelichten hoe we de door de circulaire ontstane excedenten in de toekomst gaan verwerken. Wat zijn die excedenten of premie-excedenten precies? Jo: Laten we, om dit begrip te situeren, eerst nog eens even de 4 pijlers van het pensioenstelsel in België overlopen:
- 1e pijler: wettelijke pensioenopbouw via sociale bijdragen
- 2e pijler: groepsverzekering voor de werknemer (werkgever die voor de werknemer extra-legaal pensioen opbouwt). Maar ook de zelfstandige mét of zonder vennootschap) kan zo’n aanvullend pensioen opbouwen.
- 3e pijler: individueel pensioensparen (afgekort IPS) oftewel het lange termijnsparen.
- 4e pijler: spaar-en beleggingsverzekeringen zonder fiscaal voordeel.
Om het premie-excedent te kaderen, zoemen we even in op de IPT (individuele pensioentoezegging, n.v.d.r.) in de 2e pijler, meer specifiek op de zelfstandige die in deze 2 verschillende petten draagt. Enerzijds die van zelfstandige en anderzijds als bestuurder van zijn vennootschap waarbij deze beslist om de premie voor zijn aanvullend pensioen deels door de vennootschap te laten betalen. Eigenlijk is hij een werkgever, die voor zichzelf als “werknemer”, voorziet in een aanvullend pensioen. Hoeveel deze premie bedraagt? Daarvoor moeten we al flink terug in de tijd gaan, meer specifiek naar 4 februari 1987 voor de circulaire ‘Massard’ waaruit de 80%-regel is ontstaan. Deze regel was uitgewerkt voor een specifiek contract dat je vandaag nog nauwelijks tegenkomt, namelijk de “te bereiken doel”-contracten. De insteek van dit type contract was dat de werkgever een extra pensioen beloofde aan zijn werknemer op voorwaarde dat deze er zou blijven werken tot het einde van zijn beroepsloopbaan. Eenvoudig gesteld kwam dit extra pensioen neer op diens loon op het einde van zijn beroepsloopbaan vermenigvuldigd volgens een bepaalde wiskundige regel. Diezelfde wiskundige regel is men later ook blijven gebruiken voor wat we de “vaste lasten”-plannen noemen waarbij de volledige loopbaan niet meer de voorwaarde is en de werkgever, zolang zijn werknemer bij hem werkt, elke maand een vast bedrag voor hem of haar spaart. Terug naar de zelfstandigen waar het idee van een te bereiken doel niet bestaat, temeer hij in se voor zichzelf spaart. Wetende dat het gespaarde bedrag aldaar een kost is die gemaakt word door de vennootschap en aldus belastingvermindering genereert, is het devies dus om zo min mogelijk vennootschapsbelasting te moeten betalen door zoveel mogelijk te sparen. Maar daar heeft de fiscus een stokje voor gestoken. Zo dienen eerst een aantal variabele aspecten in ogenschouw genomen te worden: het brutoloon dat men zichzelf uitbetaalt, de loopbaan, de burgerlijke stand maar ook hetgeen men al opgebouwd heeft in die 2e pijler alsook wat men nog zal opbouwen. En daarop gaat men dan die oude wiskundige regel uit 1987 toepassen die au fond bedoeld was voor iets dat vandaag de dag niet meer aangeboden wordt. Dit leidde overigens tot verschillende interpretaties wat niet eens zo onlogisch is wanneer je een formule laat draaien op data waarvoor deze niet bedoeld is.
Kwalijk aan heel deze kwestie is dat er een opbod kwam aan interpretaties tussen de verschillende verzekeringsmaatschappijen. De onafhankelijke verzekeringsmakelaar moest en kon zelf beslissen in het belang van de klant welke interpretatie het meest interessant was. Deze gang van zaken is overigens heel lang onder radar gebleven. Op de attesten, afgeleverd door de maatschappijen was nauwelijks of geen controle, temeer vele controleurs deze materie niet ten volle onder de knie hadden. Ondertussen zijn de controleurs beter opgeleid en beschikken ze over betere data, denken we hierbij inderdaad maar aan de ontwikkeling van de Sigedis-databank. Dankzij dit instrument kunnen controleurs maar ook alle burgers vandaag vrij accuraat achterhalen hoeveel hun wettelijk pensioen zal zijn op het einde van hun beroepsloopbaan. Tevens kan men hier aanvullende pensioenreserves die bij één of meerdere werkgevers werden opgebouwd, terug vinden. Best wel handig want zeg nu zelf, het is niet evident om nog te herinneren of zelf te achterhalen hoeveel je waar hebt opgebouwd als je al enkele decennia aan ’t werk bent. Om dit cijfermateriaal up-to-date te houden moeten de maatschappijen van de wetgever wel jaarlijks, tegen einde september, geactualiseerde cijfers van deze opgebouwde pensioenreserves bezorgen.
Met dit cijfermateriaal is het voor de fiscus dus ook een pak eenvoudiger geworden om die 80%-regel te controleren en te berekenen hoeveel je als zelfstandige nog mag sparen voor je pensioen. Enerzijds zijn het brutoloon dat je uitgekeerd krijgt en anderzijds je geschatte wettelijke pensioen, zoals reeds eerder aangehaald, de parameters die je toegelaten pensioenpremie gaan bepalen. Wat was nu voor de makelaar de vuistregel om het GWP (geschatte wettelijk pensioen, n.v.d.r.) te bepalen alvorens de recente circulaire van kracht was? Deze nam het laatste, normale bruto jaarloon, vermenigvuldigde dit met 25% (en voor werknemers met 50%) waarbij de uitkomst, indien deze niet tussen een vastgelegde minimum- en maximumgrens viel, naar diezelfde ondergrens werd opgetrokken of verlaagd tot de bovengrens. Het is deze toenmalige, eenvoudige rekeningoefening die de circulaire van de 80%-regel in het vizier neemt. Tenslotte werd het wettelijk pensioen van de zelfstandige verhoogd waardoor deze vuistregel onder druk kwam te staan en de fiscus deze recent afschafte. In de plaats is een vrij complexe formule gelanceerd waarbij je er van moet uitgaan dat in plaats van de oorspronkelijke 25% je nu, net zoals bij de werknemer al van toepassing was, moet vermenigvuldigen met 50% om het verhoogde wettelijke pensioen te bepalen. Voor de jaren voorafgaand aan de wijziging mag de vuistregel van 25% evenwel behouden blijven maar voor de jaren nadien alsook voor de jaren als loontrekkende, moet men dus met 50% vermenigvuldigen om het GWP te achterhalen. Als we dan het retroactieve karakter van de circulaire toepassen, ingaand vanaf 01/01/2021 terwijl de pensioenpremies voor 2021 en 2022 al betaald en afgeboekt zijn, moeten we vaststellen dat er de afgelopen jaren teveel pensioenpremies gestort zijn. Dat surplus noemt de fiscus het premie-excedent. En met dat excedent kan je, aldus de fiscus, twee zaken doen. Het gedeelte van de premies dat volgens de nieuwe berekeningsregels fiscaal niet aftrekbaar zou zijn, kan je volgens het addendum van einde augustus verwerpen. Maar daarnaast kan je deze excedenten als zelfstandig bestuurder ook overdragen en gebruiken als een voorschot op toekomstige pensioenpremies.
Dat de discussies over de excedenten met dergelijke boekhoudkundige ingreep van de baan zouden zijn, bleek toch ietwat lichtzinnig gedacht van de fiscus.
Ik verduidelijk even met een simpel voorbeeld. Stel dat ik voor 2021 en 2022 telkens €4.000 heb betaald maar achteraf dus blijkt dat ik tweemaal €1.000 teveel zou betaald hebben, dan mag ik dit opgebouwde excedent van €2.000 gebruiken om de pensioenpremie van 2023 en later mee te betalen. Dat de discussies over de excedenten met dergelijke boekhoudkundige ingreep van de baan zouden zijn, bleek toch ietwat lichtzinnig gedacht van de fiscus. Verzekeringsmaatschappijen moesten dit immers in geen tijd georganiseerd krijgen en wat te zeggen van zelfstandigen die door deze regeling de komende jaren zelfs geen fiscaal voordelige pensioenpremies meer mogen betalen? Er wordt ook vergeten dat het opnemen van excedenten in zo een overlopende rekening ook een directe impact heeft op het resultaat in het boekjaar waar deze boeking gebeurd. Ook leert de praktijk dat aan pensioenformules zoals een IPT voor zelfstandigen, vaak aanvullende waarborgen worden gekoppeld zoals bijvoorbeeld een gewaarborgde inkomensverzekering. Maar wat als ineens de hoofdwaarborg, namelijk het sparen, wegvalt vanwege de circulaire? Dan zijn er maatschappijen die opteren om de conditionele oorspronkelijke prijsvoorwaarden desondanks te behouden. Ook zijn er maatschappijen die het hoofdcontract premievrij maken en de aanvullende waarborgen vervolgens in een ‘stand alone’-contract steken. En waar past de verzekeringsmakelaar in dit verhaal? Vele maatschappijen communiceerden hierover veelal rechtstreeks met de klant zonder al te veel toelichting en verwezen hen verder door naar hun verzekeringsmakelaar. Aldus was het de taak van de verzekeringsmakelaar om de klant hierin bij te staan. Hiermee vertel ik niets nieuws maar toch. Hoe breng je dit best aan en hoe krijg je dit gebolwerkt als je enkele duizenden van zulke contracten in beheer hebt? Want vanaf nu moet de makelaar zijn klant niet zozeer meer met fiscale argumenten overtuigen om toch te blijven sparen in de 2e pensioenpijler. De sector werd hier op snelheid gepakt. Ik betreur dan ook dat de vervangingsratio die we met de 2e pensioenpijler kunnen maken, zo op de helling is komen te staan. En moest het dossier met de addenda de zaken hebben vereenvoudigd maar neen! Het is er enkel maar complexer op geworden. We zitten namelijk met te verschillende actoren: de klant, de fiscus en de maatschappijen. Hoe gaan we die allemaal op één lijn krijgen? De soep zal wel niet zo heet gegeten worden, als dat ze wordt opgediend maar wat met de controles van de fiscus? Hoe en hoe vaak gaan ze die controles doen? Om nog maar te zwijgen van mogelijke rechtszaken voor het Grondwettelijk Hof zoals dit ooit het geval was met de effectentaks. Alleen al vanwege de discriminatie ten aanzien van de 80%-regel voor de POZ (= pensioenovereenkomst voor zelfstandigen zonder vennootschap, n.v.d.r.) die fiscaal buiten schot blijft, riskeer je een rechtsprocedure.
Terug naar de FOD Financiën waar de belastingadministratie vennootschapbelasting de collega’s van de personenbelasting hiervan ondertussen op de hoogte heeft gebracht en suggereert om eventueel gelijkaardige wijzigingen door te voeren voor de zelfstandigen zonder vennootschap. Toch kunnen die zelfstandigen in een POZ vandaag nog steeds het oorspronkelijk fiscaal voordeel blijven genieten. En dan te weten dat de POZ in het leven is geroepen om de ongelijkheid tussen mensen met een vennootschap en mensen zonder een vennootschap weg te werken! Je voelt zelf aan dat al deze zaken het geloof in die 2e pensioenpijler volledig teniet doen. Maar dat is nog niet alles! Zo heb je bij de hiervoor genoemde paramaters van de 80%-regel ook nog de loopbaan. Deze kan je opsplitsen in twee delen, namelijk het gedeelte in het verleden en in de toekomst. Interessant hieraan was dat zelfstandigen met een vennootschap hun winsten die fiscaal niet meer interessant waren om vandaag te sparen in hun aanvullend pensioencontract, deze alsnog konden aanwenden voor de jaren waarin die pot van de 80% niet volledig gevuld was. Dit noemt men de backservice die altijd als een rode lap op een stier heeft gewerkt bij de fiscus. Daarom werd met de circulaire de aanval ingezet op de backservice en kan men met gemaakte winsten niet langer een inhaalbeweging doen in het verleden. Het is dus ontzettend jammer dat de circulaire er niet enkel voor zorgt dat je vandaag en misschien ook de komende jaren niet meer mag bijstorten voor je aanvullend pensioen maar ook dat je te weinig gestorte pensioenpremies uit het verleden niet meer kan aanvullen. Dit hoofdzakelijk omdat men bovenop de eindbelasting op je opgebouwde pensioenreserves, begrotingen hier en nu wil doen kloppen door belastingverminderingen op deze wijze af te bouwen.
Een manier om toch te kunnen blijven sparen, zou het toekennen van meer loon kunnen zijn. Echter, dan zal je menig accountant doen steigeren want die hebben genoeg belastingvriendelijke manieren om geld uit je vennootschap te halen dan enkel maar loonsopslag. Maar zonder loonsopslag dus geen tweede pijler én tevens minder opbouw van het wettelijke pensioen. Hoe evalueert u de makelaarsmaatschappijen en de hulp/communicatie hiervan naar de makelaars toe? Kwam dit overeen met de vraag van FVF? Jo: FVF heeft hieromtrent een bevraging bij de makelaarsmaatschappijen gedaan die overigens snel en correct door alle maatschappijen werd beantwoord. In omfloerste bewoordingen was de eindconclusie bij vele maatschappijen dat ze de circulaire naar eigen vermogen en inzicht toepassen. Ook maatschappijen botsen in de implementatie en de communicatie van de 80%-regel sinds de inwerkingtreding van de circulaire tegen hun limieten aan. Voor vele makelaars, zeker zij die zeer actief zijn in de 2e pijler en met verschillende maatschappijen samenwerken, werd het zo een bont allegaartje, ondanks de intense ondersteuning en lobby van FVF. Op de regeringstafel liggen opnieuw plannen om de fiscale ’80%-grens’ m.b.t. 2e pijlerpensioenopbouw voor werknemers en zelfstandigen te beperken. Welke impact zou dit hebben? Hebben werknemers en zelfstandigen in dergelijk scenario nog dezelfde tools voorhanden als een contractueel ambtenaar om te voorzien in hun globale pensioenpot? Jo: Au fond ligt er een plan van totale belastinghervorming op tafel waarbij minister Van Peteghem een zekere eenvormigheid beoogt en af wil van alle koterijen. Een onderdeel van dit verhaal is dus de aanvullende pensioenopbouw voor zelfstandigen. Anderzijds is er vanuit Assuralia al jaren geijverd bij de fiscale overheden voor iets nieuws. Laat het initiatief aan de sector, was hun credo, waarbij we met een wit blad beginnen en de besognes van de fiscus, van de maatschappijen en van de klanten in een nieuwe controlesysteem gieten. Onlangs is Assuralia, na heel lang aandringen eindelijk ontboden bij minister Van Peteghem om hun plannen uit de doeken te doen. Dus ja, er is een voorstel dat zeker de markt terdege zal wijzigen. Neem nu alleen al de sterftecijfers waar men zich vandaag op baseert voor aanvullende pensioenopbouw. Dat zijn nog steeds cijfers uit de jaren ’80 wat niet meer realistisch is. Iemand met 76 jaar op de teller in de jaren ’80 was oud. Vandaag is zo iemand een jonggepensioneerde man of vrouw. Of het voorstel van Assuralia potten zal breken, valt nog af te wachten maar wat ze op tafel hebben liggen, is alvast een nobele poging om eindelijk komaf te maken met tientallen uitzonderingen en beoogt gelijkheid tussen alle statuten. Immers, na het hervormingsplan van de FOD Financiën bestudeerd te hebben, is al gebleken dat werknemer of zelfstandigen nog steeds minder pensioen zal hebben dan een ambtenaar ingeval van een volledige loopbaan onder hetzelfde statuut.
Ook maatschappijen botsen in de implementatie en de communicatie van de 80%-regel sinds de inwerkingtreding van de circulaire tegen hun limieten aan. Voor vele makelaars, zeker zij die zeer actief zijn in de 2e pijler en met verschillende maatschappijen samenwerken, werd het zo een bont allegaartje, ondanks de intense ondersteuning en lobby van FVF.
Onze hoop is dat de regering samen met alle belanghebbende partijen met een transparant pensioenplan op de proppen komt en de werkgevers en zelfstandigen, hun boekhouders, de eindconsument zo gemotiveerd blijven om voor hun pensioen te sparen. De laatste teksten van de hervormingen geven alvast het nieuwe idee dat er toch een bepaald percentage zou mogen gespaard worden van de bruto verloning en dit voor zowel werknemers als zelfstandigen. Hiervoor zou men naar de 12/32-regel grijpen die nu reeds in de praktijk toegepast wordt om het maximale budget te bepalen voor groepsverzekeringen loontrekkenden. Het is duidelijk dat afgelopen periode het kommer en kwel was voor de makelaars, actief in tweede pijler. Maar wat is volgens u het belang/de beoogde doelstelling van tweede pijler, en welke maatregelen zouden genomen moeten worden om dit te bewerkstelligen? Zijn er voor de verzekeringsmakelaar ook kansen en opportuniteiten om dit jaar aan te pakken na de reset die heeft plaatsgevonden? Jo: Door de nieuwe complexiteit sinds de circulaire merk ik dat vele makelaars minder geloven in de 2e pijler en vanwege al deze kommer en kwel terug spaar- en beleggingsverzekeringen in de 4e pijler beginnen adviseren. Maar men vergeet hier een belangrijk aspect: eerste, tweede en derde pijler zijn allemaal stelsels met een fiscale korf, spaarplannen in de 4e pijler hoegenaamd niet. Men zou de status van die 2e pijler moeten trachten te behouden. Moet men zaken vereenvoudigen? Ja, graag! Moet men alles toelaten? Neen! Moeten “de uitwassen” zoals de fiscus die noemt aan banden gelegd worden ? Daar kan niemand iets op tegen hebben! Maar dat er binnen die 2e pijler recurrent moeten kunnen blijven gespaard worden door de zelfstandige of door de werkgever voor zijn werknemers : dat staat buiten kijf!
Initiatieven zoals de grote pensioencampagne van Assuralia, specifiek over de 2e pensioenpijler en gericht op de jongere werknemers, kunnen het pensioendebat hopelijk een nieuwe elan geven.
Dat de 2e pijler op een gegeven ogenblik dan ook nog eens als instrument voor vermogensopbouw werd gebruikt, heeft de fiscus helemaal over de rooie doen gaan. Terwijl de 2e pijler initieel bedoeld was als aanvullend pensioen om de ongelijkheid met werknemers en ambtenaren weg te werken, ging men kredieten nemen op nog op te bouwen kapitalen in die 2e pijler om vandaag al vastgoed te kunnen kopen voor privégebruik. Er moest zo enkel intrest uit het privégelden betaald worden en het aangekochte vastgoed werd in onderpand genomen. Kortom, privévermogen opbouwen met pensioenpremies uit de vennootschap dus. Dat is niet enkel meer staan zwaaien met een rode lap naar de fiscus. Neen, dat is als een toreador die zonder zwaard de arena betreedt. Het is eigenlijk vergelijkbaar met het indertijd oneigenlijke, overdreven vruchtgebruik van de privéwoning. De fiscus heeft toen ook aanval op aanval gelanceerd om hier paal en perk aan te stellen en ondertussen is dit principe dan ook ferm afgezwakt. Men is nu net hetzelfde aan het doen met die 2e pijler. Telkens opnieuw wordt het offensief ingezet waardoor het geloof in de 2e pijler zowel bij makelaar als de consument zoek is geraakt. Resultaat is dat men nu sneller zijn toevlucht neemt tot de 4e pijler maar is dat altijd in het belang van de klant, in het belang van de burger? Het is daarom aan de bewindslieden om verder te kijken dan de lopende legislatuur. Initiatieven zoals de grote pensioencampagne van Assuralia, specifiek over de 2e pensioenpijler en gericht op de jongere werknemers, kunnen het pensioendebat hopelijk een nieuwe elan geven dat het verdient en zo ook de makelaars motiveren om toch te blijven inzetten op die 2e pensioenpijler.