ANPI INSTRUEERT: BRANDJE IN DE KIEM SMOREN?
BRANDBLUSSERS (DEEL 2)
In Vrijuit nr. 3 van vorig jaar kon u in het eerste deel van ANPI’s bijdrage over brandblussers de juiste gebruikswijze, het juiste type brandblusser per brandklasse en de kwaliteitskeurmerken achterhalen. (her)lezen. Als intermezzo kreeg u in Vrijuit nr. 4 een oproep van ANPI om met kerst voortaan veiligheid cadeau te doen. Vandaag krijgt u in Vrijuit deel 2 van deze brandblussersaga. Zijn brandblussers verplicht? Hoeveel stuks? En van welk type? Draagbare blustoestellen (ook handsnelblussers genoemd) maken deel uit van de zogenaamde “eerste interventie”-middelen in geval van een brand. Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 (“Basisnormen”) met de bijlagen (hoge, middelhoge, lage en industriële gebouwen) bepaalt dat de blusmiddelen - en dus de draagbare en mobiele blustoestellen - worden bepaald in functie van de aard en van de omvang van het gevaar - de keuze wordt eventueel gemaakt met de hulp van de brandweer. De Codex over het welzijn op het werk2 vereist de aanwezigheid van functionele brandbestrijdingsmiddelen, zonder te specificeren welke. De verplichte brandrisicoanalyse moet daarom leiden tot de bepaling ervan. De aanwezigheid van draagbare blustoestellen wordt beschouwd als een minimumvereiste voor brandpreventie. De Codex bepaalt ook de verantwoordelijkheden (de werkgever), de aanwezigheid (resultaat van de risicoanalyse) en het onderhoud/controle van de blusmiddelen.
Deze twee teksten verwijzen dus naar een risicoanalyse om het type en het aantal van de te plaatsen blustoestellen te bepalen. Andere reglementaire of contractuele teksten kunnen deze aanvullen met bepalingen betreffende de verantwoordelijkheden, de kwaliteit (certificering) of het onderhoud ervan. Bij gebrek aan reglementaire of contractuele verplichtingen kunt u vertrouwen op regels van goede praktijken die meer praktische oplossingen bieden. Bijvoorbeeld:
- “Voorschriften voor niet-automatische brandblustoestellen” - Assuralia, 2013.
- “Regels van goed vakmanschap - Keuze en plaatsing van draagbare en mobiele blustoestellen”- FireForum, 2021.
- “Référentiel APSAD R4 - Extincteurs portatifs et mobiles” - CNPP, 2016.
Hoe wordt het blusvermogen beoordeeld? De normenreeks EN 3 definieert het blusvermogen van een draagbaar blustoestel op basis van het resultaat van de proeven met modelvuurhaarden die binnen een bepaalde tijd moeten worden geblust, afhankelijk van de capaciteit van het apparaat. De geslaagde proeven op branden van type A (vaste stoffen) en type B (vloeistoffen) zijn op het blustoestel aangegeven. Assuralia gaat verder dan de eenvoudige aanduiding van typische modelvuurhaarden en stelt een classificatie op uitgedrukt in bluseenheden. Assuralia gebruikt dit concept om op basis van een relatief eenvoudige formule het aantal brandblussers te schatten dat nodig is om een bepaalde oppervlakte te dekken. Nota: voor Assuralia moeten draagbare blustoestellen voldoen aan de normen van de EN 3-serie en de aanvullende testen van de NTN 105. Ze dragen het BENOR-ANPI kwaliteitsmerk.
- Eenvoudige risico’s: Assuralia beveelt 1 bluseenheid per 150 m² te beschermen oppervlakte aan, met een minimum van twee blusapparaten per bouwlaag.
- Elke fractie van een bovenvermelde oppervlakte-eenheid wordt geteld als één oppervlakte-eenheid.
- Deze bescherming wordt voor gevaarlijke zones verhoogt volgens de specificaties van de verzekeraar.
Het begrip “bluseenheid” wordt vaak verkeerd begrepen. Een bluseenheid is niet gelijk aan een blusapparaat! Bovendien is er geen automatische correlatie tussen de capaciteit van het toestel en het aantal bluseenheden.
Wie is ANPI? ANPI is de Nationale Vereniging voor brand- en diefstalbestrijding, een vzw die is opgericht op initiatief van de Belgische verzekeringsondernemingen, gegroepeerd in Assuralia. Vandaag zijn de leden van ANPI, naast de verzekeringsmaatschappijen, alle industriële federaties en beroepsverenigingen die gesensibiliseerd zijn door de preventie van brand en diefstal, alsook de overheid.